EEN GROEP VAN DE DJINN KWAM NAAR DE PROFEET

‘Abdoellaah ibn ‘Abdillaah ibn Mas’oed – moge Allaah met hem tevreden zijn – zei:

“Zij (de djinn) daalden af naar de profeet – Allaah’s prijzingen en bescherming zij met hem – toen hij in “Batn Nakhlah” (1) de Qoeraan reciteerde. Toen zij het hoorden zeiden ze: “Luister! Stil!” En ze waren met zijn negenen, en één van hen heette Zawba’ah. En toen deed Allaah – de Verhevene – neerdalen:

‘En (gedenk) toen Wij een groep van de djinn naar jou (o Mohammed) stuurden om naar de Qoeraan te luisteren. Toen zij deze (d.w.z. de voordracht uit de Qoeraan) meemaakten, zeiden zij: “Luister (er stilzwijgend naar).” En toen het (d.w.z. de voordracht) eindigde, keerden zij terug naar hun volk als waarschuwers.

Zij (de djinn) zeiden: “O ons volk, voorwaar, wij hebben geluisterd naar een Boek (d.w.z. de Qoeraan) dat na (het Boek van) Moesaa is neergezonden, ter bevestiging van datgene wat daarvóór was (geopenbaard) en dat naar de Waarheid leidt en naar de rechte Weg.

O ons volk, geef gehoor aan de Oproeper van Allaah (d.w.z. aan Mohammed) en geloof in hem. Hij (Allaah) zal jullie (een deel) van jullie zonden vergeven en Hij zal jullie beschermen tegen een pijnlijke Bestraffing.”

En wie geen gehoor geeft aan de Oproeper van Allaah, hij zal op aarde niet kunnen ontsnappen (aan de Bestraffing van Allaah) en voor hem zullen er naast Hem (Allaah) geen beschermers zijn. Zij zijn degenen die in duidelijke dwaling verkeren.’ [soerah al-Ahqaaf: 29-32].”

(1) Batn Nakhlah is een dorpje vlak bij Medinah op de weg naar Basrah (Irak).

En:

Over hun aantal is meningsverschil.

Ibn Ishaaq zei: “Zij waren met zijn negenen.”

En ibn abie Haatim vermeldde in zijn interpretatie van Moedjaahid dat hij zei:

“Zij waren met zijn zevenen: drie uit Harraan (Turkije) en vier uit Noesaybien (Turkije).”

En ath-Tawrie vermeldde van Zirr:

“Zij waren met zijn negenen.”

En ‘Akramah zei:

“Zij waren met twaalfduizend.”

En as-Soehaylie zei:

“En in interpretatiewerken en kettingen (van overleveringen) zijn zij vermeld bij naam, en deze zijn: Shaasir, Maasir, Moenashshaa, Maashie en al-Ahqab.” En deze vijf zijn vermeld door ibn Daried.

BRON: “Aakaamoel-Mardjaan fie Ahkaamil-Djaan” (blz. 42).

En Allaah weet het beste.