DE GODSDIENSTEN BIJ / VAN DE DJINN

Mohammed ibn Roeshd aboe al-Walied al-Qaadie zei in zijn boek “al-Djaami’ah lil-Bayaan wa at-Tahsiel” dat Asbagh zei:

“Ik hoorde ibn al-Qaasim zeggen dat er voor de djinn beloning is en bestraffing. En hij reciteerde de Woorden van Allaah – de Verhevene – :

‘En dat er waarlijk onder ons moslims zijn en (dat anderen) onder ons onrechtplegers zijn. En wie zich onderwerpt (aan Allah), zij zijn degenen die de Leiding hebben nagestreefd.” En wat betreft de onrechtplegers, zij zullen brandstof voor de Hel zijn.’ [soerah al-Djinn: 14-15].”

Ibn Roeshd zei:

“De argumentatie van Ibn al-Qaasim voor hetgeen hij vermeldde over dat er voor de djinn beloning is en bestraffing, van hetgeen hij reciteerde van de Woorden van Allaah, dat is een duidelijke en correcte argumentatie waar geen probleem in zit. Sterker nog, het is een (aantoonbaar) bewijs daarvoor.

En de ‘onrechtplegers’ in deze versregel zijn degenen die van de leiding zijn afgeweken, de afgodendienaren, met de Woorden van Allaah – de Verhevene – als bewijs:

‘En dat er waarlijk onder ons moslims zijn’ [soerah al-Djinn: 14].

Aldus zijn er van onder de djinn moslims, en joden, en christenen, en vuuraanbidders en afgodendienaren.”

En sommige geleerden op het gebied van interpretatie zeggen over de interpretatie van Zijn Woorden:

‘En dat er onder ons waarlijk rechtschapenen zijn.’ [soerah al-Djinn: 11].

Dat daarmee de gelovigen worden bedoeld.

En met ‘en (anderen) onder ons die dat niet zijn.’ dat daarmee de niet-gelovigen worden bedoeld.

En Zijn Woorden:

‘Wij waren groepen die verdeeld waren.’ [soerah al-Djinn: 11].

Oftewel: zij (de djinn) verschillen in ongeloof: (zo zijn er onder hen) joden, christenen, vuuraanbidders en afgodendienaren.”

BRON: “Aakaamoel-Mardjaan fie Ahkaamil-Djaan” (blz. 55).

En Allaah weet het beste.